Er zijn verwondingen die je nooit meer vergeet. In sommige tragische situaties verloopt de weg naar genezing eerder via bewustwording van het leed, dan via het vergeten ervan. Het kwaad blijft bestaan en wordt ook op deze manier niet uitgewist, maar je maakt het je bewust, zodat het langzaam maar zeker kan oplossen in liefde en dan kan worden omgevormd. Als het Oude Testament spreekt over de woede van God, betekent dit dat God pijn lijdt en dat Israël, door Hem ontrouw te zijn, zijn liefde heeft gekwetst.
De profeten ontdekten, als het indrukwekkendste feit uit de bijbelse geschiedenis, dat God uit liefde voorbij gaat aan zijn eigen woede: “Mijn volk bijt zich vast in zijn ontrouw jegens Mij. (…) Mijn hart wordt verscheurd, door barmhartigheid word Ik bewogen. Ik zal mijn toorn laten varen, (…) want God ben Ik, en geen mens (…)” (Hosea 11:7-9). Voor degene die vergeeft, betekent vergeving een strijd tegen zijn eigen woede. Bij hem wekt de woede geen gewelddadige reactie op, maar een innerlijke verdeeldheid: hij moet zijn hoop op gerechtigheid opofferen om degene die heeft gezondigd tegemoet te komen.
De profeet Jesaja gaat nog een stap verder, als hij schrijft over een mysterieus persoon met de eigenschappen van een lijdende dienstknecht: “Hij was een man die het lijden kende en met ziekte vertrouwd was, (…) door ons verguisd en geminacht. Maar hij was het die onze ziekten droeg, die ons lijden op zich nam. (…) Zijn striemen brachten ons genezing” (Jesaja 53:3-5).
Christenen kunnen in deze tekst een voorafbeelding zien van Jezus, die zijn leven gaf tot het uiterste. Het geduld van Jezus als Hij oog in oog staat met zijn tegenstanders en zijn lijden in Jeruzalem wekken de indruk dat Hij noch het lijden zelf, noch degenen die hem ten val wilden brengen, ontvlucht. In plaats van zich te verdedigen, aanvaardt Hij de realiteit zoals die op hem toekomt, zonder vooruit of terug te denken. Hij kon op het kruis zeggen: “Vader, vergeef hun, want ze weten niet wat ze doen” (Lucas 23:34), omdat Hij tot het uiterste openstond voor de liefde en erin berustte dat Hij geslagen werd door de hand van hen die Hij liefhad.
Het kruis vertegenwoordigt in die zin een existentiële werkelijkheid waar wij allemaal – ook mensen die niet gelovig zijn – mee worden geconfronteerd: wij lijden pas echt als het lijden ons wordt aangedaan door mensen die we liefhebben. Dat mijn vijand mij doet lijden, dat is logisch, maar hoe kan ik aanvaarden dat de hand van mijn vriend mij verwondt (zie Psalm 55:13-15)? Elke liefdesrelatie biedt een opening naar kwetsbaarheid, dat wil zeggen naar de mogelijkheid om gewond te raken. Als je je daarvan bewust bent en die kwetsbaarheid niet ontvlucht, heb je al een stap gezet op weg naar vergeving.