TAIZÉ

Ontmoeting in Brussel

Woorden van kardinaal Danneels

 
Twee keer sprak kardinaal Danneels, aartsbisschop van Mechelen-Brussel, de jongeren toe: om hen welkom te heten op dinsdagavond 30 december, en een heel spontaan en geïmproviseerd afscheidswoord op de laatste avond, 1 januari.

Dinsdagavond 30 december 2008: “God glimlacht vanavond”

Frère Alois: Een Europese ontmoeting in Brussel! Sinds vele jaren bestond er een diepe vriendschap tussen kardinaal Danneels en broeder Roger. Ze hebben samen gesproken over dit plan dat vandaag werkelijkheid wordt. Beste kardinaal Danneels, onze grote dank voor uw uitnodiging.

Ik wil kardinaal Danneels ook bedanken dat hij vanaf het begin de christenen uit andere kerken betrokken heeft bij zijn uitnodiging. We zijn verheugd dat vertegenwoordigers van de orthodoxe, protestantse en katholieke kerken vanavond hier samen aanwezig zijn. Nu zal de kardinaal tot jullie spreken.

Kardinaal Danneels: Wij leven met meer dan 6 miljard mensen op deze planeet. God vraagt ons er samen op te leven. Dat lukt ons niet. Maar vanavond kijkt God naar ons en verheugt Hij zich. Ja, God verheugt zich over deze levende gelijkenis van een nieuwe mensheid die wij vormen. Veertigduizend jongeren bij elkaar in gebed, in stilte en in vrede. Ja, God glimlacht vanavond.

God geeft ons zijn licht in de duisternis die ons omringt. Toen Hij ons schiep, gaf Hij aan ieder van ons het licht van onze intelligentie, deze innerlijke radar die alleen maar op zoek kan gaan naar de waarheid. Een goddelijk kompas dat zich niet vergist. Want wij zoeken allemaal de waarheid, gelovigen en ongelovigen. Maar bovendien geeft Hij ons het licht van het geloof, deze ster van Betlehem die vannacht boven Brussel straalt: dat is Jezus, ons licht. Verlicht, Heer, ons verstand en geef een impuls aan ons geloof!

Maar in deze moeilijke tijden hebben wij de hoop broodnodig. De hoop is niet de vrucht van een van nature aanwezig optimisme. Nee, er is teveel wanhoop op deze wereld om eenvoudigweg tevreden te zijn met alleen maar een gelukkig karakter of een van nature goed humeur. Wij hebben een goddelijke hoop nodig die gebaseerd is op de beloften waarvoor God zich garant stelt. De hoop is de hartspier van onze ziel. Zij kent geen infarct. Heer, maak ons hoopvol: geef ons Jezus.

God schenkt ons ook een hart om lief te hebben. Want het volstaat niet dat we scherp zien door het geloof, dat we leven van de hoop. We hebben de warmte van de liefde nodig in een koude wereld. Maar wat is liefde, de ware liefde? Ze is eerst onszelf aanvaarden zoals we zijn, God dank zeggen omdat hij ons heeft gemaakt, Zo, zoals we zijn. Want zo zijn we goed, door God gemaakt. En liefde is ook de anderen aanvaarden zoals ze zijn. Niet zoals we die zouden wensen of dromen. Liefde laat de andere zijn wie hij is. Liefde is realistisch.

Liefde is ook altijd eerst, ze wacht niet tot de andere ons bemint: om dan ook zelf hem te gaan beminnen. Liefde is altijd eerst. Ze verdraagt het niet een ander voor te laten gaan. Ze is niet possessief, ze legt de hand niet op de ander, ze is oblatief: ze is eerst om te geven. Ze maakt gelukkig. Zoals Jezus het ook zei: “Je bent gelukkiger als je geeft dan als je krijgt.”

Donderdagavond 1 januari 2009: “Ik dank God”

Ik dank God voor deze dagen die we gekregen hebben. Nooit in de hele historie van de stad Brussel en van ons land hebben wij zo’n kerstfeest gehad. Ik ben bijzonder dankbaar dat wij elke avond hier God hebben geloofd om de mysteries van God te onderzoeken en te beleven, op enkele passen van het Atomium, dat toch het symbool is van de mens die de materie doorvorst tot in de atomen toe.

Ik ben bijzonder dankbaar ook voor die enkele momenten van stilte. Tijdens die stilte graaft de heilige Geest in ons een holte, een leegte, die een soort kribbetje is, waarin Jezus kan geboren worden.

Ik ben God bijzonder dankbaar voor de broeders van Taizé. Die hebben maandenlang de kribbe voorbereid. Ze hebben de grot van Betlehem gedecoreerd, opdat ze waardig zou zijn ons en de Christus te ontvangen.

Ik ben ook al die honderden vrijwilligers dankbaar, omdat ze, zoals de herders, meegebrachten wat ze hadden: wat wol en een beetje melk. Dat wil zeggen: hun tijd en hun beschikbaarheid. Ik dank God om zovele honderden vrijwilligers.

En ik dank God ook om u allemaal die gekomen zijt, en de velen die deze dagen gepasseerd zijn, hier op de Heizel. Gij zijt de drie koningen. Ze brengen goud mee: het goud van hun geloof. Ze brengen de wierook mee die opstijgt: die wierook van hun hoop. En ze brengen ook de kostbare mirre mee: de welriekendheid van de Christus. Zij zijn de koningen die gekomen zijn.

Ik loof en ik prijs God om de duizenden die hier in Brussel en ver in de omtrek de duizenden jongeren hebben ontvangen. Ze hadden het evangelie gehoord dat zegt: “De herbergier zei: Er is geen plaats hier voor u.” En bij zichzelf hebben zij gezegd: “In Betlehem was er misschien geen plaats, maar in Brussel en in België is er plaats!”

En ik ben er bijna zeker van dat als de baas van de herberg ons bekijkt vanuit de hemel vanavond, hij tegen zichzelf zegt: “Had ik het geweten... Ik maakte plaats!” En wij antwoorden hem: “Wij hebben het gedaan!”

Bijgewerkt: 9 januari 2009