TAIZÉ

Zijn de verschillen tussen christenen een probleem of een rijkdom?

 
Dit artikel is een voortzetting van een passage uit de Brief voor 2012 - Naar een solidariteit. Hierin schrijft broeder Alois:
Wij moeten erkennen dat wij als christenen de boodschap van Christus vaak verduisteren. Meer in het bijzonder: hoe kunnen we vrede uitstralen als we zelf onderling verdeeld blijven?

De huidige wereld neemt het individu als uitgangspunt. Onze tijdgenoten hebben een sterk gevoel van gelijkheid en zelfs overeenkomst tussen alle mensen, en een ongeduld ten aanzien van elk natuurlijk of cultureel onderscheid. Iedereen zou in potentie alles moeten kunnen doen, zou vrij moeten zijn om zijn of haar eigen bestaan uit te denken. In het concrete leven leidt zo’n houding naar een verheerlijken van de diversiteit. Het lijkt vanzelfsprekend dat iedereen gelijk is, maar in werkelijkheid is het de pluraliteit die de overhand heeft.

Het is niet verrassend dat zo’n visie op de dingen niet gemeenschapsbevorderend is. Wat is het ’cement’ dat alle gelijke en toch afzonderlijke delen weer met elkaar kan verbinden? Zo gebeurt het dat in het leven van de kerk de diversiteit in benaderingen opgehemeld wordt terwijl de eenheid theorie blijft. En in reactie hierop proberen sommigen eenvormigheid af te dwingen en alles uit te sluiten wat niet onder de gemeenschappelijke noemer te brengen is.

De visie van de bijbel toont ons een uitweg uit deze impasse. Haar uitgangspunt is niet het individu maar een God van liefde die alle menselijke wezens in het leven roept (zie Romeinen 4, 17). En hij roept ze niet één voor één, maar juist voor een gemeenschappelijk project. Het is Jezus Christus die ons laat zien wat dat project is: een mensheid die Gods eigen leven ontvangt, de bron voor universele vriendschap, om één enkel lichaam te vormen (zie Kolossenzen 3, 15).

Binnen dit perspectief heeft iedere persoon een onvervangbare rol te spelen en unieke gaven die hij of zij vrucht moet laten dragen. Maar dit altijd binnen de allesomvattende gemeenschap. Ik hoef niet alles te doen, alles te hebben, want de anderen vullen aan wat bij mij ontbreekt. Ik heb hen zelfs nodig want in mijn eentje lukt het me niet. En tegelijkertijd is mijn inbreng wezenlijk voor de voortgang van het geheel.

Paulus legt dit uit aan de hand van het bekende beeld van het lichaam (zie Romeinen 12, 4-5; 1 Korintiërs 12). In deze metafoor is een grote diversiteit verbonden met een sterke eenheid. Als de hand tot elke prijs het hoofd wil zijn, of het hart de voet, dan zou het lichaam als geheel niet meer functioneren. En zelfs de lichaamsdelen die het meest onbelangrijk schijnen, hebben een functie die absoluut noodzakelijk is. Strikt genomen zijn er eigenlijk geen delen groter of kleiner, want het gaat niet om concurrentie maar om één gedeeld leven.

Als christen moet je niet bang zijn voor je eigen grenzen of de verschillen die je vormen ontkennen. Wetend dat je niet van a tot z de schepper bent van je eigen bestaan, is het aan jou om de specifieke gaven te ontdekken die God in je gelegd heeft om ze vrucht te laten dragen. Je moet deze gaven in dienst stellen van het hele lichaam. Hetzelfde geldt trouwens voor de verschillende christelijke gemeenschappen. Hun ’recht op verschil’ heeft alleen betekenis binnen het totaalproject van God ’om alles onder één hoofd bijeen te brengen, onder Christus’ (Efeziërs 1,10). Als men deze universele gemeenschap uit het oog verliest, kunnen de verschillen wèl een probleem zijn. Binnen dit project zijn ze daarentegen een grote rijkdom, afspiegeling van ’Gods veelsoortige gaven’ (1 Petrus 4, 10).

Bijgewerkt: 18 juni 2012