TAIZÉ

Wat betekent ‘evangeliseren’?

 

In deze tijd van marketing en reclame, hebben we geleerd om mooie beloften te wantrouwen. In die context kan het woord ‘evangeliseren’ in het Nieuwe Testament bedenkingen oproepen. Wij hebben schroom om ons geloof aan anderen aan te prijzen, alsof het om een product zou gaan. En we willen de ander zo graag respecteren, dat we hem of haar niet het idee willen geven dat we onze ideeën opleggen of proberen te overtuigen. Zeker niet als het gaat om zo’n gevoelig onderwerp als het geloof in God.

Maar wat bedoelt het Nieuwe Testament werkelijk met ‘evangeliseren’?

Het Griekse woord dat wij vertalen met ‘evangeliseren’, betekent letterlijk ‘een goede boodschap verkondigen’. Iets wat ‘geëvangeliseerd’ is, is dus iets wat ‘bekend is gemaakt’. Dit woord werd bijvoorbeeld gebruikt om de geboorte van een kind bekend te maken, of een wapenstilstand, of de aanstelling van een nieuwe machthebber. Van oorsprong is het dus helemaal geen religieus woord. Toch hebben de christenen juist dit heel gewone woord gebruikt om er het meest waardevolle van hun geloof mee uit te drukken: de boodschap van de opstanding van Christus. Het is interessant dat dit woord in de loop van de tijd zijn bepaling verloor. Men zegt niet meer: ‘iemand de goede boodschap brengen van de opstanding van Christus’, maar eenvoudigweg: ‘iemand evangeliseren’. Dat gebeurde natuurlijk vooral om woorden te besparen, maar er schuilt ook een diepere zin achter.

Het verkondigen van de goede boodschap van de opstanding, betekent voor christenen niet het overdragen van een leer of begrip, dat je van buiten moet leren of overwegen. Evangeliseren is allereerst getuigen van een transformatie in het hart van ons menselijk bestaan: door de opstanding van Christus, is onze eigen opstanding al begonnen. Christus Jezus gaf elk mens zijn waardigheid terug door zijn oneindige liefde voor allen die Hij ontmoette (waarvan de genezingsverhalen in het evangelie getuigen) en door zelf zover af te dalen dat niemand verder hoeft te gaan dan Hij (dat is de betekenis van zijn doop). Sterker nog: Jezus is met ons de dood ingegaan, opdat wij zouden kunnen delen in zijn gemeenschap met de Vader. Door deze ‘wonderbaarlijke uitwisseling’ (woorden uit de paasliturgie), mogen wij beseffen dat we volledig geaccepteerd worden door God, dat Hij ons aanneemt, gewoon zoals we zijn. De eerste christenen vatten dit alles samen in de uitdrukking: “God is mens geworden, zodat de mens God kan worden!”

Evangeliseren betekent dus niet in de eerste plaats dat je iemand over Jezus vertelt, maar het gaat veel dieper. Evangeliseren is iemand bewust maken van de waarde die hij of zij heeft in de ogen van God. Evangeliseren, dat is het overbrengen van Gods woord, dat al vijf eeuwen voor Christus klonk: “Jij bent kostbaar in mijn ogen en Ik houd van je” (Jesaja 43:4). Sinds paasmorgen weten we dat God er, zonder voorbehoud, alles voor over heeft opdat wij nooit zouden vergeten wat we waard zijn.

Kun je ‘evangeliseren’ terwijl je de vrijheid van je gesprekspartner respecteert?

Mensen bewust maken van de waarde die zij hebben in de ogen van God, is zeker niet vrijblijvend. Paulus gaat zelfs zover dat hij zegt: “Het zou me slecht vergaan als ik het evangelie niet verkondig!” (1 Korintiërs 9:16) Voor hem is evangelisatie de consequentie van zijn verbondenheid met Christus. Door zijn opstanding heeft Christus ons op onverbrekelijke wijze met God verenigd. Niemand wordt uitgesloten van deze eenheid. En tegelijkertijd is de mensheid niet langer verdeeld: sinds de opstanding behoren wij toe aan elkaar.

Maar de vraag blijft: hoe kun je deze boodschap overbrengen aan mensen die niets van God weten en die ook niets van Hem lijken te verwachten?

In de eerste plaats: vanuit onze eigen, persoonlijke verbondenheid met Christus. Paulus zegt: “U hebt u met Christus omkleed” (Galaten 3:27). Evangelisatie moet beginnen bij onszelf. Wij kunnen eerst en vooral door ons leven, en niet door onze woorden, getuigen van de realiteit van de opstanding: “Ik wil Christus kennen en de kracht van zijn opstanding ervaren, ik wil delen in zijn lijden en aan Hem gelijk worden in zijn dood, in de hoop misschien ook zelf uit de dood op te staan” (Filippenzen 3:10-11). In ons vaste vertrouwen en in de vreugde die wij uitstralen omdat wij ons in alle eeuwigheid bemind weten, kan Christus zichtbaar worden voor hen die Hem niet kennen.

In sommige gevallen zijn er wel woorden nodig. Petrus zegt duidelijk: “Vraagt iemand u waarop de hoop die in u leeft gebaseerd is, wees dan steeds bereid om u te verantwoorden” (1 Petrus 3:15). Natuurlijk vraagt het spreken over een intieme relatie fijngevoeligheid. En soms is het moeilijk om de juiste woorden te vinden, zeker in situaties waar het geloof ruw in twijfel wordt getrokken. Jezus wist dat heel goed. Hij zei tegen zijn leerlingen: “Wanneer ze jullie voor (...) de autoriteiten slepen, vraag je dan niet bezorgd af hoe of waarmee je je moet verdedigen of wat je moet zeggen, want de heilige Geest zal jullie op dat moment ingeven wat je moet zeggen” (Lucas 12:11-12).

Omdat Christus zich met onze menselijkheid heeft bekleed en wij met Hem bekleed zijn, hoeven we nooit meer bang te zijn dat we niet weten wat we moeten zeggen. Als christenen worden wij geroepen om niet enkel diegenen uit te kiezen waar we van houden, maar om iedereen zonder onderscheid welkom te heten. Daaruit spreekt een belangeloosheid die anderen raakt en, meer nog, die hen opneemt in het leven van Christus. Als wij anderen dienen, delen wij met hen waarmee wij zelf zijn bekleed. Net als Jezus die, toen Hij zijn leerlingen de voeten waste, “zijn bovenkleed aflegde” (Johannes 13:4). Juist door middel van de belangeloosheid en onbaatzuchtigheid van ons handelen, kunnen wij geloofwaardig spreken.

Bijgewerkt: 22 juni 2007