Van 26 tot en met 30 november 2008, kwamen in Nairobi 7000 jongeren samen uit verschillende Keniaanse regio’s, uit andere Afrikaanse landen en van andere continenten. Na de ontmoeting van 1995 in Johannesburg (Zuid-Afrika), was dit de tweede internationale ontmoeting die de gemeenschap van Taizé in Afrika organiseerde. Meer dan 80 kerkgemeenschappen, behorend bij verschillende kerken uit Nairobi, ontvingen de deelnemers aan deze etappe van de ‘Pelgrimage van vertrouwen op aarde’. De ontmoeting wilde bijdragen aan betere relaties tussen mensen onderling en aan het bijstellen van de verkeerde beelden die zij soms van elkaar hebben. Deze vooroordelen worden vaak veroorzaakt door pijn uit het verleden en door het gebrek aan contact tussen verschillende volken.De gemeenschap van Taizé wordt op het Afrikaanse continent al 55 jaar door kleine groepen broeders vertegenwoordigd. Zij wonen te midden van de armen en delen hun leven. In de loop van de tijd hebben er broeders gewoond in Algerije, Ivoorkust, Nigeria, Rwanda en Kenia. Nu wonen de broeders sinds 16 jaar in Senegal, in een volkswijk van Dakar, waar de meerderheid van de bevolking moslim is.Desmond Tutu, de vroegere Anglicaanse aartsbisschop van Kaapstad (Zuid-Afrika), schreef: “In Afrika komt de diepste betekenis van zowel het kruis als de opstanding aan het licht. Werken aan vertrouwen en verzoening is hier een voortdurend onderdeel van de dagelijkse realiteit… Wij zijn allemaal kinderen van God; en in Christus bestaan er geen Rwandezen, Congolezen, Burundezen, Kenianen, Nigerianen of Zuid-Afrikanen: wij zijn allen één in Christus Jezus. Ik weet dat ook de gemeenschap van Taizé deze boodschap uitdraagt en dat zij ons steunt in onze pogingen om die toe te passen in Zuid-Afrika en haar te verspreiden over het hele Afrikaanse continent en de rest van de wereld, waar de angst voor wat ‘vreemd’ is steeds weer moet worden omgevormd tot vriendschap, verzoening en vertrouwen.”De beproevingen die het Afrikaanse volk moet doorstaan, doen niets af aan hun gevoel van eigenwaarde. Dit geldt in het bijzonder voor de allerarmste mensen. De moeilijkheden van het leven en de ernst van de problemen verhinderen hen niet om te dansen en hun vreugde te uiten. Velen weigeren toe te geven aan de wanhoop. De vrouwen staan hierbij vaak vooraan. Met inventiviteit en doorzettingsvermogen vervullen zij vele taken in het gezin en in de maatschappij.In confrontatie met de verscheurdheid van dit continent, blijven velen moedig volharden in hun zoektocht naar verzoening en stabilisatie. Voor christenen is het heel belangrijk om deze hoop vast te houden: de band waarmee de doop ons in Christus verbindt, is sterker dan alle verdeeldheid. Sommige Afrikaanse christenen hebben deze overtuiging met hun leven moeten bekopen.Deze ‘Brief uit Kenia’, geschreven door frère Alois voor het jaar 2009, werd eind december 2008 gepubliceerd in Brussel, waar 40.000 jongeren samen kwamen voor de Europese jongerenontmoeting.
Overal ter wereld zijn cultuur en maatschappij aan snelle verandering onderhevig. De mogelijkheden voor ontwikkeling zijn verrassend en bijna onbegrensd, maar tegelijkertijd komen instabiele situaties duidelijker aan het licht en groeit de bezorgdheid over de toekomst. [1]
Om de technische en economische vooruitgang gelijk te laten oplopen met een grotere solidariteit tussen mensen, is het noodzakelijk dat wij zoeken naar een diepere zin voor ons bestaan. Als wij zien hoe velen toegeven aan matheid en verwarring, komt de vraag op: vanuit welke bron leven wij?
Al eeuwen vóór Christus toont de profeet Jesaja ons zo’n bron, als hij schrijft: “Wie hoopt op de heer krijgt nieuwe kracht: hij loopt, maar wordt niet moe, hij rent, maar raakt niet uitgeput.” [2]
In onze tijd zijn er meer mensen dan ooit die deze bron niet kunnen vinden. Zelfs het woord ‘God’ is beladen met misverstanden of gewoonweg vergeten. Zou er een verband bestaan tussen deze teloorgang van het geloof en het verlies aan levensmoed?
Hoe kunnen wij de bron in onszelf weer opgraven? Is dat niet door open te staan voor Gods aanwezigheid? Daaruit kunnen we hoop en vreugde putten.
Dan begint de bron opnieuw te stromen en krijgt ons leven zin. Zo kunnen wij ons bestaan aanvaarden: het ontvangen als een geschenk en het op onze beurt wegschenken aan hen die ons zijn toevertrouwd.
Zelfs een heel klein geloof brengt al een ommekeer teweeg: ons leven is niet meer enkel op onszelf gericht. Als wij de poorten van ons eigen hart openen voor God, bereiden wij ook de weg waarlangs Hij tot vele anderen kan komen.
Ons bestaan aanvaarden
Ja, God is aanwezig in ieder mens, gelovig of niet. Al op de eerste bladzijde van de bijbel wordt in prachtige, poëtische taal beschreven hoe God zijn levensadem schenkt aan alle menselijke wezens. [3]
Door zijn leven op aarde, openbaarde Jezus Gods onbegrensde liefde voor alle mensen. Door zich helemaal te geven, heeft Hij het ‘ja’ van God in het diepst van het menselijk bestaan gegrift. [4] Sinds de opstanding van Christus, kunnen wij onmogelijk nog wanhopen aan de wereld of aan onszelf.
Sinds het begin van de schepping is Gods adem, de heilige Geest, ons voor altijd gegeven. [5] Door middel van zijn Geest, die in onze harten woont, zegt God ‘ja’ tegen wie wij zijn. Wij kunnen de woorden van de profeet Jesaja niet vaak genoeg horen: “De heer verlangt naar jou en je land wordt ten huwelijk genomen.” [6]
Laten we onszelf dus aanvaarden zoals we zijn, en ook zoals we niet zijn. Laten we zelfs zover gaan dat we ook alles aanvaarden dat we niet zelf hebben gekozen, maar dat toch deel uitmaakt van ons leven. [7] We mogen moed vatten om iets nieuws te beginnen, ook al is ons uitgangspunt niet perfect. Dan zullen we vrijheid vinden. Ook al worden wij zwaar belast, toch kunnen wij ons leven ontvangen als een geschenk en elke dag ervaren als een dag van God. [8]
Meegevoerd over grenzen heen
Als God in ons woont, gaat Hij ook vóór ons uit. [9] Hij aanvaardt ons zoals we zijn, maar Hij tilt ons ook boven onszelf uit. Ons bestaan kan flink in beroering worden gebracht als God onze eigen plannen en voornemens in de war lijkt te gooien. [10] Als wij ons mee laten voeren door het leven van Jezus, kunnen ook wij leren kijken vanuit Gods perspectief.
Jezus laat zich leiden door de heilige Geest. Hij refereert steeds weer aan de onzichtbare aanwezigheid van God, zijn Vader. Zijn vrijheid berust fundamenteel op die aanwezigheid. Zo kon Hij ertoe komen om uit liefde zijn leven te geven. Jezus’ relatie met God en zijn vrijheid staan nooit op gespannen voet met elkaar; ze versterken elkaar juist. [11]
Ieder mens heeft een verlangen in zich naar iets ‘hogers’, iets absoluuts, waarop hij heel zijn wezen kan richten: lichaam, ziel en verstand. Iedereen, van baby tot bejaarde, verlangt vurig naar liefde. Zelfs de meest intieme menselijke relatie kan dit verlangen niet volledig vervullen.
Vaak beschouwen wij deze verlangens als een tekort of als een leegte, die ons soms kan verscheuren. Maar zij maken deel uit van onze identiteit en zijn dus zeker geen afwijking. Ze zijn een geschenk; zij dragen Gods oproep aan ons om open te gaan, al in zich.
Zo wordt ieder van ons dus uitgenodigd om zichzelf af te vragen: welke grensoverschrijdende stap wordt er nu van mij gevraagd? Het gaat niet altijd om ‘meer doen’. God vraagt ons om meer lief te hebben. En omdat de liefde ons hele bestaan nodig heeft om zich te kunnen uiten, is dit onze opdracht: wegen zoeken om onze naaste behulpzaam te zijn, zonder ook maar één minuut uitstel.
Doe wat je kunt, ook al is het maar weinig!
Elkaar helpen bij geloofsverdieping
Veel jongeren voelen zich eenzaam op hun innerlijke weg. Met z’n tweeën of drieën kun je elkaar al helpen door samen uit te wisselen en te bidden, ook al scharen sommigen uit de groep zich meer onder de twijfelaars dan onder de gelovigen. [12]
Zo’n uitwisseling kan veel steun ondervinden als zij wordt geïntegreerd in het leven van de lokale kerkgemeenschap. [13] Dat is ‘de gemeenschap der gemeenschappen’, waar alle generaties elkaar ontmoeten en waarvan de leden elkaar niet uitkiezen. De Kerk is de familie van God: een gemeenschap die ons uit ons eigen isolement haalt. We zijn er welkom en vinden er Gods onmisbare troost. In de Kerk wordt het jawoord dat God aan ons bestaan geeft, steeds weer realiteit. [14]
Kerkgemeenschappen en jongerengroepen zouden allereerst plekken moeten zijn waar vertrouwen en goedheid van hart heersen; plaatsen waar wij aandacht hebben voor de zwakken en hen een warm welkom bereiden!
De hokjesgeest in onze samenleving doorbreken
Als wij mee willen bouwen aan meer eenheid in de mensenfamilie, is het dan niet allereerst noodzakelijk om de wereld ‘van onderaf’ te bekijken? [15] Zo’n perspectief vraagt om een heel eenvoudig leven.
De communicatiemiddelen worden steeds geavanceerder, maar tegelijkertijd blijft onze samenleving verdeeld in allerlei ‘hokjes’. Het risico dat wij onverschillig worden voor elkaar, blijft groot. Laten we die hokjesgeest in onze samenleving toch doorbreken! Laten we toenadering zoeken tot hen die lijden! Zoek mensen op die aan de kant worden geschoven en onrechtvaardig worden behandeld! Denk bijvoorbeeld aan de vluchtelingen en immigranten, die zo dichtbij ons leven en die wij toch vaak ver van ons houden! [16] Op plaatsen waar het lijden zich opstapelt, worden vaak ook steeds meer concrete initiatieven zichtbaar, die juist getuigen van hoop.
Om onrecht en de dreiging van conflicten te bestrijden en om een betere verdeling van de welvaart te bevorderen, is deskundigheid onmisbaar. Wie volhardt in een studie of een beroepsopleiding, kan zo ook anderen een dienst bewijzen.
Er bestaan schandalige situaties waarin armoede en onrecht direct in het oog springen. Maar er zijn ook vormen van armoede die minder zichtbaar zijn. Eenzaamheid is daar een voorbeeld van. [17]
Vooroordelen en misverstanden worden soms overgedragen van generatie op generatie en kunnen zo tot geweld leiden. Er bestaan ook vormen van geweld die onschuldig lijken, maar die grote schade en vernedering kunnen veroorzaken. Roddelen is daar een voorbeeld van. [18]
Laten we, alleen of met een paar anderen, in onze eigen omgeving zoeken naar manieren om lijden te verlichten. Zo zullen we de aanwezigheid van Christus ontdekken, zelfs daar waar we Hem nooit zouden verwachten. Daar is Hij, de Opgestane, midden tussen de mensen. Hij gaat ons voor op wegen van barmhartigheid. En, door de heilige Geest, vernieuwt Hij reeds hier en nu het aanschijn van de aarde.