TAIZÉ

De eucharistie

 

Jezus liet ons de eucharistie na. Wat wilde Hij daarmee zeggen?

Gemeenschap vormt het hart van de christelijke boodschap. Wij mogen ons leven delen met God. De consequentie daarvan is onderlinge solidariteit tussen mensen: allemaal zonen en dochters van dezelfde Vader. Jezus leefde op aarde een leven als het onze. Daarmee nodigde Hij ons niet alleen uit om ons open te stellen voor deze boodschap, maar Hij heeft die boodschap zelf vorm gegeven in zijn eigen bestaan: “Niet om mijn eigen wil te doen, ben Ik uit de hemel neergedaald, maar om de wil te doen van Hem die Mij gezonden heeft. Dit is de wil van Hem die Mij gezonden heeft: dat Ik van allen die Hij Mij heeft toevertrouwd, niemand verloren laat gaan, maar hen allemaal op de laatste dag laat opstaan.” (Joh 6,38-39) Jezus leefde heel zijn leven voor God en voor de mensen. Het einde van zijn aardse leven, zijn dood op het kruis, getuigt bovenal van zijn zelfgave tot het uiterste. Zijn leven, dat Hem gegeven werd, is na de opstanding omgevormd door de Geest. Zo werd het tot fundament van de gemeenschap van alle mensen.

Aan de vooravond van zijn dood, drukte Jezus de zin van zijn leven en zijn dood uit in een gebaar. Tijdens een feestmaal nam Hij brood, zegende het en voegde er deze woorden aan toe: “Dit is mijn lichaam, dat voor u gegeven wordt.” Later, aan het eind van de maaltijd, nam Hij een beker wijn en zei: “Dit is mijn bloed, dat voor u vergoten wordt.” De discipelen namen, aten en dronken wat Jezus hen gaf.

Jezus stelt met dit gebaar op onnavolgbare wijze de kern van ons geloof als een brandend vuur present. In de Bijbel betekent het delen van je brood met iemand, het delen van je leven. Mensen die aan dezelfde tafel genodigd zijn, gelden als een gezin en ze erkennen elkaar als broers en zussen. Maar hier is Jezus zelf degene die zorgt voor de eenheid tussen de tafelgenoten. Hij nodigt ze niet alleen uit aan tafel en leidt de maaltijd, maar Hij geeft zichzelf, als voedsel dat allen deel geeft aan hetzelfde Leven. “Mijn vlees is echt voedsel, mijn bloed is echte drank. Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, blijft met Mij verbonden en Ik met hem.” (Joh 6,55-56)

Door zijn leven voor ons te geven, schenkt Jezus ons ook de mogelijkheid om deel uit te maken van de gemeenschap met Hem en, daaruit volgend, met elkaar. Menselijk gezien, vermengen voedsel en drank zich met degene die eet en drinkt. Door de gemeenschap met het lichaam en bloed van Christus, is Hij het die zich met ons vermengt. Wij worden wat wij eten en drinken: het Lichaam van Christus (zie 1 Kor 10,17), een voortzetting van zijn werkzame aanwezigheid in deze wereld. De eucharistie toont op sacramentele wijze de diepe zin van de dood en opstanding van Christus. De gemeenschap met dit Leven, bestaat uit een gemeenschap met de Bron van alle leven, die ons tot één volk en één lichaam maakt.

Is de eucharistie meer dan een herhaling van een gebaar uit het verleden?

Als zijn discipelen bijeen zijn voor het laatste avondmaal, zegt Jezus hen: “Blijf dit doen om Mij te gedenken.” (Lc 22,19) Gehoorzaam aan zijn opdracht, gedenken de christenen al tweeduizend jaar de gave van zijn leven in hun liturgie. De viering van de eucharistie kijkt terug naar het verleden en stelt dat present als een bron in het hart van de christelijke gemeenschap.

Maar deze viering is meer dan alleen een herinnering aan voorbije gebeurtenissen. Het woord ‘gedachtenis’ (Hebreeuws: zikkaron) duidt geen menselijke manier van herinneren aan, om een gebeurtenis uit het verleden te behoeden voor de vergetelheid. Het is veel eerder God die, in de eredienst, het volk herinnert aan zijn wonderen ‘van weleer’, in andere woorden: zijn machtige daden van barmhartigheid en bevrijding. Elke keer dat Israël het feest van Pesach viert, wordt de bevrijding uit Egypte weer actueel: de bevrijdende God is nog steeds aanwezig en werkzaam onder de gelovigen.

Jezus’ aanwezigheid in het hart van de gemeenschap van zijn leerlingen zal dus zeker nooit ontbreken. Hij is immers opgestaan uit de doden en leeft dus voort in eeuwigheid. Hij is aanwezig als de Gekruisigde, die ook de Opgestane is. Deze realiteit wordt prachtig uitgedrukt door het beeld van “het lam dat geslacht was en toch midden voor de troon stond” (zie Apok 5,6). Jezus’ aanwezigheid vindt zijn hoogtepunt in de eucharistie, waarin de gelovigen verbonden zijn met Christus in zijn doorgang van dood naar leven.

Zoals het paasmysterie uitmondt in de ‘mateloze gave’ (zie Joh 3,34), zo verzamelt de aanwezigheid van de Opgestane Heer ons vandaag in de eucharistie rond zijn tafel. Wij worden als zijn getuigen uitgezonden over de hele wereld. In de Handelingen van de Apostelen kenmerken twee dimensies het leven van de eerste christenen: nu eens worden ze geroepen tot eenheid, dan weer worden ze op hun beurt uitgezonden om anderen welkom te heten in de grotere gemeenschap, waaraan zij uitdrukking geven. De viering van de eucharistie omvat deze beide dimensies: roeping en opdracht, samenkomen en uitgezonden worden.

Uiteindelijk is de eucharistie een voorproefje van het grote, hemelse feestmaal, waar alle volken in God één familie zullen vormen (zie Jesaja 25, 6-9). Heeft Jezus niet na zijn laatste maaltijd gezegd: “Ik zal het [dit paasmaal] niet meer eten tot de vervulling ervan in het koninkrijk van God” (Lc 22,16)? De liturgie, ‘gedachtenis van de toekomst’, verwijst naar deze onstuitbare realiteit. Zo geeft zij ons op aarde een voorproefje van de hemelse vreugde. De eucharistie verenigt verleden, heden en toekomst in een ontwapenend eenvoudig gebaar. Zij dient ons tot voeding op onze pelgrimage achter Christus aan, net als vroeger het hemelse manna voor het volk Israël in de woestijn (zie Joh 6, 30vv).

Brief uit Taizé: 2005/2

Bijgewerkt: 19 maart 2005