Nederigheid en gemeenschap
De Brief uit Calcutta citeert op bladzijde 4 de volgende tekst van Doroteüs van Gaza:
“Stel je de wereld voor als een cirkel, waarvan God het centrum is. De lijnen naar het middelpunt zijn de verschillende manieren waarop mensen leven. Als degenen die dichterbij God willen komen, naar het midden van de cirkel lopen, komen ze dichterbij elkaar en tegelijkertijd dichter bij God. Hoe dichter ze bij God komen, des te dichter komen ze bij elkaar. En hoe dichter ze bij elkaar komen, des te dichter komen ze bij God.” (Onderrichtingen VI)
Doroteüs kwam uit een welgestelde en zeer ontwikkelde familie. Hij las zó graag dat hij zijn bibliotheek meenam naar het klooster. Als jongeman trad hij in bij de gemeenschap van abt Seridos, vlakbij Gaza, in Palestina. Daar werden Barsanuphius en Johannes, twee contemplatieve monniken die bekend stonden om de diepgang van hun geschriften, zijn geestelijke vaders. Deze ‘grote grijsaards’, zoals ze in de monastieke traditie worden genoemd, wilden zijn verlangen naar volledige contemplatie temperen en moedigden hem daarom aan om een ziekenhuis op te richten voor zieke en bejaarde monniken. Deze ervaring hielp hem om zich, stukje voor stukje, los te maken van zijn bezittingen, zijn boeken en zijn mooie kleren. Doroteüs werd verpleger aan het hoofd van een ziekenhuis dat op kosten van zijn familie gebouwd werd.
Zijn briefwisseling met Barsanuphius is beroemd vanwege het ‘contract’ dat zij met elkaar sloten: Barsanuphius zou de zonden van Doroteüs (die gekweld werd door gevoelens die hij moeilijk in toom kon houden) op zich nemen, op voorwaarde dat Doroteüs zich zou onthouden van hoogmoed, kwaadsprekerij en loze woorden. In een tijd dat Doroteüs twijfelde en erover dacht om het klooster te verlaten, bracht Barsanuphius hem verlichting door te schrijven: “Zoals een anker aan een schip, zo zal voor jou het gebed zijn van hen die hier met jou samen zijn.” Als vrucht van zijn beproevingen, vatte Doroteüs een grote liefde op voor het gemeenschapsleven en raakte hij ervan overtuigd dat het gebed van anderen een levensroeping kan ondersteunen.
Hij herinnerde zich met hoeveel tact deze twee ‘grijsaards’ hem hadden begeleid toen hij, na hun dood, zelf zijn eigen gemeenschap stichtte, op enkele kilometers afstand van zijn eerste klooster. Voor degenen die zich bij hem aansloten, schreef hij de ‘Instructies’, die tot op de dag van vandaag bewaard zijn gebleven. Met gevoel voor realiteit eist hij niet het onmogelijke, maar roept op tot een gematigd leven zonder uitwassen, met nadruk op de gemeenschap. Voor hem vormt de gemeenschap daadwerkelijk een lichaam waarin elk lid een eigen functie vervult. De eenzaamheid van de monnik betekent voor hem geen isolement. Hij schrijft: “Wij moeten doen zoals van abt Antonius werd gezegd: hij keek naar het goede in ieder die hij bezocht en bewaarde dat in zijn hart – van de één de zachtmoedigheid, van de ander de nederigheid, van nog een ander de liefde voor de eenzaamheid. Zo verzamelde hij al die kwaliteiten in zichzelf. Dat moeten wij ook doen en daarom moeten we elkaar regelmatig bezoeken” (Brief 1, 181).
Doroteüs combineerde de wijsheid van de woestijnvaders met niet-religieuze wijsheid. Hij legde vooral de nadruk op de rol van het persoonlijk bewustzijn, dat een goddelijke vonk is in ieder mens. Ook definieerde hij de deugd op de manier van Aristoteles als “de gulden middenweg tussen overdrijving en nalatigheid”.
Doroteüs legt nadruk op “het naleven van de geboden”, als de enige manier om de genade die wij bij de doop hebben ontvangen, te laten doordringen tot de wortel van het kwaad in ons. Ook vind hij het belangrijk dat wij ons hart openleggen voor wie ons begeleiden. Monastieke hoogmoed en wedijver in ascese tussen monniken, wijst hij resoluut af. Hij ziet nederigheid als de hoogste deugd van het spirituele leven. Zijn monniken raadt hij aan: biedt weerstand aan verleidingen, maar zonder te verkrampen; bestrijd ze met kalmte en zachtmoedigheid. Dat is ook vandaag nog heel actueel. In deze tijd, waarin velen verlamd worden door de angst voor mislukkingen of door twijfels, is het goed om opnieuw naar de raadgevingen van Doroteüs te luisteren: “Als je beproefd wordt, blijf dan kalm en bid. Probeer gedachten die van de duivel komen, niet te overmeesteren met menselijke redeneringen. Abt Poimen, die het kon weten, benadrukt dat de raad ‘maak je geen zorgen voor de dag van morgen’ (Mt 6:34) is gericht tot iemand die beproefd wordt. Geloof dat dat waar is en verlaat je eigen gedachten, hoe goed ze ook mogen zijn. Houd je stevig vast aan de hoop op God, ‘die bij machte is oneindig veel meer te doen dan wij vragen of denken’ (Efeziërs 3:20)” (Brief 8, 193).