Hoewel geloof meestal wordt beschouwd als een religie, blijkt die omschrijving toch niet zo geschikt om het unieke karakter ervan aan te duiden. Geloof gaat immers over de relatie met het Absolute, dat wij God noemen. Kun je geloof dan omschrijven als spiritualiteit? Ja, tenminste voor zover het geloof een persoonlijke levensweg aanreikt, die de zin van het bestaan verdiept. Toch wordt die weg niet enkel bepaald door ons individuele onderscheidingsvermogen. Zij bestaat niet uit onderdelen die we naar eigen keuze kunnen gebruiken of laten liggen. De weg van het geloof is een pelgrimstocht in de voetsporen van Christus, die de pelgrim noodzakelijkerwijs verbindt met allen die zich op diezelfde weg bevinden.
Betekent het christelijk geloof dan leven in gemeenschap? Deze definitie komt in ieder geval overeen met het leven van de eerste christenen, zoals dat in het Nieuwe Testament wordt beschreven. Er moet echter nog aan toegevoegd worden dat dit gemeenschappelijk leven veel meer inhoudt dan slechts het simpelweg samen optrekken van mensen, maar dat het geworteld is in God, dat het noodzakelijkerwijs betekent dat wij deelnemen aan Zijn Leven: een leven dat Liefde is en dus in dienst van anderen staat. Dit gemeenschappelijke leven is van nature inclusief en universeel en strekt zich fundamenteel gezien uit tot alle mensen. In die zin staan de grenzen van de christelijke gemeenschap niet voor altijd vast. De grens is pas bereikt als de gemeenschap overgaat in het geheel van de mensheid, zelfs van heel de schepping.
De essentie van het geloof in Jezus Christus kun je definiëren als een aanbod om deel te nemen aan een daadwerkelijke, universele gemeenschap in God. Het gaat hier dus zeker niet om mensenwerk, het gaat in essentie om een aanbod of een uitnodiging van Gods kant. Dat gold al voor het oude Israël: dit volk ontleende haar identiteit niet aan geografische of genealogische criteria, maar aan het feit dat een verborgen en transcendente God hen onvoorwaardelijk had uitverkoren. Met de komst van Christus, heeft die uitverkiezing zich nog verder verruimd. In Hem komt, hoe onvoorstelbaar dat ook mag klinken, de Bron van het leven ons tegemoet.
Als het christelijk geloof een uitnodiging is van de kant van de Absolute, dan is de rol van de mens in essentie het aannemen en beantwoorden daarvan. Het is niet aan ons om de grenzen van die uitnodiging te bepalen. Als God ons, door Christus, oproept om ons leven te delen, dan klinkt die oproep door tot in ons diepste wezen. God nodigt ons uit tot vrijheid, tot een vrije keuze. Dat is meteen ook de reden waarom deze uitnodiging het tegengestelde is van een onder dwang opgelegd gebod. Elke poging om onder dwang resultaat te bereiken, is absoluut vreemd aan de essentie ervan.
De christelijke boodschap is tevens een aanbod om deel te nemen aan een daadwerkelijke gemeenschap, dat wil zeggen: een reële en geen theoretische uitnodiging. Net zoals Jezus de essentie van zijn boodschap overbracht door zijn leven te geven aan het kruis, verspreiden wij, als zijn leerlingen, onze boodschap door onze manier van leven. In het christendom is er geen tegenstelling mogelijk tussen leer en leven, anders zou de inhoud van het geloof verloren gaan. De leer is juist identiek aan de praktijk, omdat het in beide gevallen gaat om de verbondenheid van de mens met God en van mensen onderling. Als christenen de onderlinge liefde niet praktiseren, als de Kerken elkaar links laten liggen of elkaar beconcurreren, dan wordt hun prediking onherroepelijk tot dode letter.
Frère John, uit: Cahiers de Taizé 3