Wij leven in een wereld waarin licht en duisternis hand in hand gaan. Door haar levenswijze nodigde Moeder Teresa ons uit om te kiezen voor het licht. Op die manier heeft zij voor velen een weg naar heiligheid geopend. Moeder Teresa heeft precies in praktijk gebracht wat Augustinus vier eeuwen na Christus schreef: “Heb lief en draag het uit in je leven.” Juist wanneer de liefde levende werkelijkheid wordt, wordt vertrouwen in God geloofwaardig en gaat het voor zichzelf spreken.
Ik heb verscheidene malen het geluk gehad met Moeder Teresa te kunnen spreken. Dikwijls kon ik in haar de afspiegeling van Christus’ heiligheid herkennen. In de zomer van 1976 bracht zij een bezoek aan Taizé. Onze heuvel was gevuld met jongeren uit een groot aantal landen. Samen hebben we toen een gebed geschreven: “God, Vader van elke mens, U vraagt allen om liefde te brengen, daar waar de armen vernederd worden, om verzoening te brengen, daar waar mensen in conflict leven, om vreugde te brengen, daar waar de Kerk aan het wankelen is gebracht… U opent deze weg voor ons opdat wij zuurdesem van gemeenschap kunnen zijn in de hele wereld.”
In datzelfde jaar zijn wij met een paar broeders voor een tijd temidden van de armsten in Calcutta gaan leven. Wij woonden vlak naast haar huis in een verpauperde, lawaaierige wijk vol kinderen. De meerderheid van de bevolking was er moslim. Wij werden opgevangen door een christelijke familie waarvan de woning uitzicht bood op een kruispunt van straatjes met armzalige winkeltjes en eenvoudige werkplaatsen. Moeder Teresa kwam vaak met ons bidden. ’s Middags vroeg zij mij af en toe om haar te vergezellen op haar bezoeken aan melaatsen, die niets anders te wachten stond dan de dood. Zij probeerde dan hun ongerustheid weg te nemen.
Soms nam ze spontaan initiatieven. Op een dag, na terugkeer van een bezoek aan melaatsen, zei ze me in de auto: “Ik heb u iets te vragen. Zeg ja tegen me.” Voordat ik ja wilde zeggen, antwoordde ik dat ik eerst meer wilde weten over wat zij van mij verlangde. Maar zij herhaalde: “Zeg ja!” Tenslotte legde ze uit: “Zeg mij dat u voortaan de hele dag uw witte kleed zult dragen. Dat is een noodzakelijk teken in onze tijd.” Ik heb toen geantwoord: “Ik zal erover spreken met mijn broeders en ik zal het zo vaak mogelijk dragen.” Vervolgens liet zij door haar zusters een wit kleed maken. Ze stond erop er zelf een stuk van te naaien.
Moeder Teresa was bijzonder attent jegens kinderen. Zij deed me het voorstel elke ochtend naar het hospice voor kinderen te gaan met een broeder die arts was en ons daar te bekommeren om degenen die het meest ziek waren. Op de eerste dag ontdekte ik een meisje van vier maanden. Men zei mij dat ze geen weerstand had tegen het wintervirus. Moeder Teresa stelde voor: “Neem haar mee naar Taizé. U hebt de mogelijkheid om haar te verzorgen.”
In het vliegtuig onderweg naar huis maakte de baby, Marie genaamd, het niet goed. Bij onze aankomst in Taizé begon ze geluidjes te maken, precies zoals een gelukkige baby. De eerste weken sliep zij vaak op mijn arm terwijl ik werkte. Langzamerhand keerden haar krachten terug. Toen brachten wij haar onder in een huis bij ons in de buurt. Mijn zus Geneviève had jaren daarvoor kinderen opgevangen in Taizé en ze opgevoed alsof het de hare waren. Zij nam haar bij zich in huis. Sedert haar doop ben ik haar peetvader. Ik koester voor haar de liefde van een vader.
Een paar jaar later kwam Moeder Teresa op een zondag in de herfst terug in Taizé. Tijdens een gebedsviering met haar hebben wij een situatie onder woorden gebracht waar wij ons ook vandaag nog onverkort zorgen over maken: “In Calcutta zijn er zichtbare hospices, maar in talloze landen bevinden zich jongeren in ‘sterfhuizen’ die we niet zien. Ze gaan gebukt onder verbroken relaties, ze lijden onder een tekort aan genegenheid of weten absoluut niet hoe ze hun toekomst moeten vormgeven. Ze zijn gekwetst in de onschuld van hun kinderjaren of hun jeugd. Bij sommigen leidt dit tot ontgoocheling. Ze vragen zich af: waarom leef ik, heeft het leven nog zin?”
Met twee van mijn medebroeders zijn wij naar Calcutta gegaan om aanwezig te zijn bij haar begrafenis. Wij wilden God danken voor de gave van haar leven en samen met haar zusters de lofprijzing zingen. Bij haar stoffelijk overschot herinnerde ik me dat wij déze zekerheid deelden: in de gemeenschap met God worden wij ertoe gebracht het lijden van mensen te verzachten. Ja, wanneer wij de beproevingen van anderen verlichten, is het Christus die wij ontmoeten. Heeft Hij het niet zelf gezegd: “Alles wat jullie voor de minsten doen, doen jullie voor Mij, Christus”?