Bijbelteksten met uitleg
Juli
In het land Us woonde een man die Job heette. Hij was rechtschapen en onberispelijk, hij had ontzag voor God en meed het kwaad. Job had zeven zonen en drie dochters. Hij bezat zevenduizend schapen en geiten, drieduizend kamelen, vijfhonderd span runderen, vijfhonderd ezelinnen en een groot aantal slaven en slavinnen. Hij was de aanzienlijkste man van het Oosten. Zijn zonen hadden de gewoonte om de beurt een feest te geven, ieder in zijn eigen huis, en nodigden dan hun drie zusters uit om bij hen te komen eten en drinken. Nadat elk van zijn zonen zo’n feest had gegeven, liet Job hen bij zich komen voor een reinigingsritueel. Hij stond dan ’s ochtends vroeg op om voor elk van hen een offer te brengen, want hij dacht bij zichzelf: Misschien hebben mijn kinderen wel gezondigd en God in hun hart vervloekt. Job deed dit telkens weer. Op een dag kwamen de hemelbewoners hun opwachting maken bij de HEER, en ook Satan bevond zich onder hen. De HEER vroeg aan Satan: ‘Waar kom je vandaan?’ Hij antwoordde: ‘Ik heb rondgezworven en rondgedoold op aarde.’ De HEER vroeg aan Satan: ‘Heb je ook op mijn dienaar Job gelet? Zoals hij is er niemand op aarde: hij is rechtschapen en onberispelijk, hij heeft ontzag voor God en mijdt het kwaad.’ Satan antwoordde de HEER: ‘Zou Job werkelijk zonder reden zoveel ontzag voor God hebben? U beschermt hem immers, evenals zijn gezin en alles wat hem toebehoort. U hebt het werk dat hij doet gezegend, zodat zijn bezit zich steeds meer uitbreidt. Maar als u uw hand naar hem uitstrekt en aantast wat hem toebehoort, zal hij u ongetwijfeld in uw gezicht vervloeken.’Toen zei de HEER tegen Satan: ‘Goed, met alles wat van hem is mag je doen wat je wilt, maar raak Job zelf niet aan.’ Hierop vertrok Satan.Toen Jobs zonen en dochters op een dag weer in het huis van hun oudste broer zaten te eten en te drinken, kwam er een boodschapper bij Job en zei: ‘De runderen trokken de ploeg en de ezelinnen liepen vlakbij in de wei te grazen, maar plotseling werden we overvallen door de Sabeeërs, die het vee roofden en de knechten met hun zwaarden doodden. Ik ben als enige ontkomen om u te zeggen wat er gebeurd is.’ Nog voordat de boodschapper uitgesproken was, kwam er een volgende met het bericht: ‘Een verwoestende bliksem uit de hemel trof de schapen en geiten en de knechten, en het vuur verbrandde en verteerde allen. Ik ben als enige ontkomen om u te zeggen wat er gebeurd is.’ En ook hij was nog niet uitgesproken, of er kwam een volgende met het bericht: ‘De Chaldeeën overvielen ons van drie kanten en roofden de kamelen, en ze doodden de knechten met hun zwaarden. Ik ben als enige ontkomen om u te zeggen wat er gebeurd is.’ Ook deze boodschapper was nog niet uitgesproken, of er kwam een volgende met het bericht: ‘Uw zonen en uw dochters zaten in het huis van hun oudste broer te eten en wijn te drinken. Maar plotseling werd het huis getroffen door een hevige storm uit de woestijn, zodat de vier muren instortten, en uw kinderen onder het puin bedolven werden en de dood vonden. Ik ben als enige ontkomen om u te zeggen wat er gebeurd is.’ Toen stond Job op, hij scheurde zijn kleren, schoor zijn hoofd kaal en wierp zich neer in het stof. En hij zei: ‘Naakt ben ik uit de schoot van mijn moeder gekomen en naakt zal ik in haar schoot terugkeren. De HEER heeft gegeven, de HEER heeft genomen, de naam van de HEER zij geprezen.’ (Job 1:1-21)
Waarom bestaat het lijden? Waarom moeten zoveel rechtvaardige en onschuldige mensen lijden? Deze vragen, die zo oud zijn als de mensheid, worden ook in de Bijbel gesteld, heel speciaal in het boek Job: een laat Oud-Testamentisch geschrift dat waarschijnlijk dateert uit de 4e eeuw voor Christus. In het boek Job krijgt het universele thema van het lijden van de rechtvaardigen een bijzonder accent, omdat God en het volk Israël een verbond met elkaar zijn aangegaan. Op Gods onherroepelijke belofte van nabijheid en zorg, heeft het volk geantwoord met een belofte van trouw. En nu gebeurt het dat de God van Israël, de God van het verbond, zijn gelovigen lijkt te vergeten, en hen zelfs doet lijden. Dat roept de vraag op: “Waarom zou je eigenlijk trouw blijven aan je geloof, als dat toch niets oplevert?”
De schrijver van het boek Job geeft blijk van een grote fijnzinnigheid, omdat hij niet onmiddellijk op die vraag in gaat, maar er pas via een omweg op terug komt. Hij leidt zijn lezers af met een verhaal over een vreemdeling: het verhaal van Job, een ‘man van het oosten’. Maar die titel moet je niet verkeerd opvatten. Hij mag dan een vreemdeling zijn, Job denkt, spreekt en handelt als een echte, getrouwe Israëliet. Zijn verhaal is een gelijkenis, een verbazend actuele reflectie over Gods genade en trouw. Het verhaal geeft geen antwoord op de vraag naar het waarom van het lijden, maar stelt ons vragen over ons geloof.
Het eerste hoofdstuk begint met een portret van Job in het land Us: een heel bijzondere man, in alle opzichten. Zijn morele integriteit en zijn vroomheid zijn volmaakt. Hij waakt over zijn 10 kinderen als een voorbeeldig familievader. En zijn uitgestrekte bezit maakt van hem ‘de aanzienlijkste man van het oosten’.
Van het land Us neemt het verhaal de lezer mee naar de troonzaal van God. God houdt audiëntie en ontvangt aan zijn hof ‘de zonen van God’. Dat zijn zijn dienaren, ook wel ‘engelen’ of ‘boodschappers’ genoemd. Onder hen bevindt zich ook ‘de satan’. Dat is niet helemaal hetzelfde als de duivel. Hij lijkt meer op wat wij ‘de advocaat van de duivel’, zouden noemen: de aanklager die de zaken in twijfel trekt en zoekt naar fouten, maar die verder een heel betrouwbaar persoon kan zijn. In de scène die het boek Job ons beschrijft, lijkt de satan op een medewerker van de inlichtingendienst of een onderzoeksjournalist. Hij komt net terug van een reis over de aarde, waar hij allerlei informatie heeft verzameld.
Al pratend met de satan, brengt God het gesprek op Job. God heeft ontelbare dienstknechten in de hemel, maar hij is trots op zijn aardse dienaar Job. Hij zegt tegen de satan dat Job uniek is: “zoals hij is er niemand op aarde” – net zoals er in de hemel niemand is als God. Maar de satan, twijfelachtige advocaat van de duivel, antwoordt dat dat nog valt te bezien. Voor Job is het immers makkelijk is om onberispelijk te zijn, aangezien het hem in alles goed gaat. En hij stelt de vraag: “Zou Job werkelijk zonder reden zoveel ontzag voor God hebben?” Heeft Job God ‘zomaar’ lief? Bestaat dat eigenlijk wel: trouw zijn aan God zonder er iets voor terug te verwachten?
Je zou je kunnen afvragen of het niet beter was geweest om deze vraag niet tot elke prijs te willen beantwoorden. Want de prijs die Job zal moeten betalen, is enorm. Maar die vraag moet je niet stellen, je moet dit verhaal lezen als een grote gelijkenis, een parabel met een eigen logica. Het vertelt met geveinsde naïviteit hoe God onbevangen opschept over de buitengewone verdiensten van zijn dienaar Job. Vergeleken met de satan, die serieus, kritisch en wantrouwend is als een volwassene, lijkt God, in al zijn argeloosheid, meer op een kind.
Ook als Hij door satan wordt uitgedaagd, behoudt God zijn vertrouwen in Job. Hij gaat een weddenschap aan dat Job, wat er ook gebeurt, zal aantonen dat de voorspellingen van de satan, die hier het wantrouwen in eigen persoon symboliseert, niet kloppen. God stelt zijn eer in de mens Job. Het zal van Job afhangen of God inderdaad bevestigd wordt in zijn volgehouden vertrouwen, of dat Hij aan satan zal moeten toegeven dat zijn wantrouwen gegrond was.
Zonder dat hij het zelf weet, geeft Job God gelijk en snoert satan de mond. Hij getuigt ervan dat je aan God gehecht kunt blijven zonder dat het je iets oplevert, dat je Hem kunt beminnen met een liefde die geen andere reden kent dan de liefde van God.
Wie zie jij als getuige van een authentiek geloof?
Waarom houdt God van gratuite liefde, van onvoorwaardelijke trouw zonder reden?
Waarom zoek jij God, waarom wil je je met Hem verbinden, Hem trouw blijven?